Door: Frank Vercruysse
Deel 1.

 

Frank: Hartelijk welkom Sven en Stef. Mag ik meteen met de deur in huis vallen? Waarom zijn jullie beginnen karpervissen?

 

Stef:

Frank, voorafgaand aan dit interview zou ik willen opmerken dat ik mezelf niet als een karperspecialist beschouw. Zulks heb ik trouwens ook gesteld bij mijn eerste bijdrage aan de rotary letter. De verwachting dat ik dat wel zou zijn wordt misschien bij sommigen door de aankondiging van dit interview gewekt. Alle voorgaande geïnterviewden (en ook Sven) zijn dat immers wel. Ik niet dus. Het is niet omdat ik af en toe een stukje in dit magazine pleeg (in de hoop dat iemand daar dan wat aan heeft) dat dit impliceert dat ik een specialist in de materie zou zijn. Uiteraard ga ik niet ontkennen dat ik na ongeveer 25 jaar karpervissen één en ander van de zaak begin af te weten. Geloof me echter op mijn woord dat die kwarteeuw langs de waterkant louter wat zegt over mijn betrokkenheid bij en mijn interesse in karpers en de visserij erop en niet zozeer over de kundigheid waarmee ik zulks doe. Ik heb na al die tijd wel een
visie op het karpergebeuren gekregen en heb de dingen zien evolueren, vandaar dat dit interview misschien toch gerechtvaardigd is. Uiteraard voel ik me vereerd omdat de mensen van het VBK mij interessant genoeg vinden om geïnterviewd te worden.
Maar terug naar de vraag nu. Wat vormde bij mij de aanleiding om te gaan karpervissen? Wel, reeds als kind had ik last van wagenziekte. Uitstappen naar her en der waren dan ook niet aan mij besteed. In mei ‘68, ik was nog geen vijf jaar oud, maakte mijn moeder met enkele vriendinnen en hun respectievelijke kroost een dagtrip naar zee. Mijn vader, een karpervisser in hart en nieren, bleef die dag in Mechelen achter om op mij te letten. Ik zou onderweg immers gegarandeerd ziek geworden zijn en alzo de boel voor iedereen verpest hebben. Tijdens een avondsessie, (in afwachting van de terugkomst van de mensen die naar zee waren) waarbij ik hem vergezelde ving hij de eerste karper die ik ooit zag. De spiegel was het meest fabelachtige en tot de verbeelding sprekende wezen dat ik ooit aanschouwde. Het avontuur in het donker bleef niet zonder gevolg. Mijn besluit stond vast. Ooit wilde ook ik zo’n vis vangen. De besmetting met het karpervirus was geschied. Ik ben er trouwens voor mezelf nog steeds niet uit of ik mijn vader daar nu moet om vervloeken of hem daarvoor dankbaar moet zijn!

 

Sven: Het is eigenlijk een groeiproces geweest. Ik ben begonnen met de vaste hengel op privaatputten. Regelmatig werd mijn lijn kapot getrokken en ik was eigenlijk geïmponeerd door de kracht van die karpers en door de mythe van onvangbaarheid die ze toen hadden. De uitdaging om zo’n vissen te vangen was zodanig groot dat ik dan gericht ben beginnen vissen op karper.

 

Frank: Over welke jaren spreken we dan?

 

Sven: 1976/1977, ik was ongeveer tien, twaalf jaar oud. Ik ving toen een vis van vijf â zes kilo en was des te meer geïmponeerd door zo’n enorme vis.

 

Frank: En daarvoor, was je ook begonnen met het bevissen van stekelbaarsjes en voorntjes en zo?

 

Sven: Het is allemaal begonnen met mijn vader die een goed wedstrijdvisser was. ’s Zondags mocht ik mee naar de wedstrijden. Ik was zo gefascineerd door het vissen dat ik eigenlijk niets anders wou doen. In dat opzicht is het wel belangrijk voor een karpervisser om eerst, als basis, lange tijd te hebben gevist met de vaste hengel. Waarom? Omdat het een subtiele visserij is die je leert hoe een water in elkaar zit. Op een kanaal bijvoorbeeld leer je zo dat je rechts van het voer moet vissen als de sluizen aan de linkerkant opengaan, dat je tijdens de week als het water stroomt, het aas moet stilhouden en dat ’s zondags als de scheepvaart stil ligt je aas beweeglijk moet houden, en dat voeren belangrijk is. Steeds voeren op dezelfde plaats kan in veel gevallen belangrijk zijn om de vissen te concentreren en om voedselnijd op te wekken. Dat het op details aankomt, zelfs binnen twee vierkante meter. Bovendien kun je via je pen/dobber veel zaken te weten komen over het water. Dat zijn allemaal zaken die men kan overbrengen naar het karpervissen. Dingen die men nooit zal leren door lompweg honderd gram lood in het water te gooien. Ik heb het gevoel dat veel mensen tegenwoordig die feedback missen.

 

Frank: Van daaruit ben je dan beginnen karpervissen.

 

Sven: Ik had toen ook ‘Karper’, het boek van Rini Groothuis. Mijn vader was wedstrijdvisser maar ook geïnteresseerd in andere visserijen.

 

Frank: En jij Stef, was jij van meet af aan karpervisser?

 

Stef: Neen, zeker niet! Ik was natuurlijk direct geïnteresseerd in karpers, maar ik ben eerst beginnen vissen met de vaste hengel. Als tiener heb ik dat nog lang gedaan in combinatie met de karpervisserij. Overdag viste ik met de vaste hengel en ’s avonds ging die vaste hengel weg en werd er gekarperd. Sven zei daarnet dat vaste stokvissen een goede basis is. Ik ben het daar 200 % mee eens. Niet alleen om vistechnische redenen, maar ook omdat je leert omgaan met vis, met kleinere vissen bedoel ik dan. Het is niet direct een grote klomp die daar op de kant ligt. Je leert grote vissen te behandelen door dat eerst met kleine vissen te doen en dat is zeer belangrijk wanneer je later karpers gaat vangen. Bovendien is het spijtig om de voorn- en brasemvisserij over te slaan want ook daarin valt er heel wat te beleven.

 

Frank: In mijn ogen is het wat voorbarig jeugdwerking rond karper te organiseren, zeker als het gaat om jonge kinderen. Karpervissen wordt beter in een later stadium aangeleerd.

 

Stef: Ik zie er evenmin het nut van in om jonge kinderen te leren karperen, maar wel laat ons zeggen jonge volwassenen. Wanneer jeugdwerking synoniem zou zijn van kleuteropvang ben je mijns inziens verkeerd bezig. Over de leeftijd waarop begeleiding wel kan valt te discussieren. Ik denk wel dat beginnende karpervissers bijstand kunnen gebruiken, onafgezien of die starters nu 14 of 34 jaar oud zijn. Er zijn vele jonge
mensen die beginnen vissen op karper, dus op die manier is het begeleiden van beginners vaak synoniem voor jeugdwerking.

 

Frank: Sommigen worden nooit volwassen… Alijn en Sven: (in koor) Jij bijvoorbeeld! (hilariteit)

 

Frank: Wie zijn (of waren) jullie inspiraties? Sven?

 

Sven: De eerste grote naam die ik mij herinner en die mij altijd zal bijblijven is Rini Groothuis dankzij het boek ‘KARPER’. In dat opzicht is het spijtig dat hij volledig van het toneel verdwenen is en ook dat er wat smalend over hem gedaan werd, alhoewel het iemand was die in het Nederlandse taalgebied enorm veel in de karpervisserij teweeggebracht heeft. Ik herinner mij ook Jack Hilton. Ik was het Engels toen nog niet machtig maar ik had het relaas van zijn vangsten in ‘Voor en Door de Visser’ gelezen. Het betrof de fameuze vissen uit Redmire. Hilton blijft in mijn ogen een ongenaakbare grootheid. Mijn vader (De in wedstrijdkringen overbekende Willem, nvdr) uiteraard, om redenen die ik eerder heb aangehaald. Niet om redenen die specifiek met het karpervissen te maken hebben, maar omdat hij voor mij de aanzet tot het vissen was. Achteraf ook figuren zoals Rod Hutchinson en Kevin Maddocks. Ik heb nog steeds de eerste druk van CARP FEVER. Via het boek leerde ik de visser kennen. De kennismaking met Alijn was voor mij ook enorm positief. Dat was in Sun Vallei. Er deden zich, dat herinner ik me goed, wat geruchten de ronde over hem, cowboy-verhalen of als je wil indianen-verhalen…


Frank: Toen al?


Sven: Toen al, inderdaad. Ik denk dat het rond ’87/’88 moet geweest zijn. Via mijn vriendschap met Alijn heb ik het karpervissen anders leren zien, verder dan het zuivere vissen eigenlijk. Er was ook de manier waarop Alijn viste. Hij was iemand die in die tijd op een manier viste die niet strookte met de onze. Dan spreek ik over opgeblonken batterijen, zorgvuldig thuis gefabriceerde rigs enz. Hij had lak aan al dat in het oog springend materiaal. Alijn kwam aan het water, knoopte daar ergens een rig, en ving dan een karper. Dat ging er bij de meesten niet in. Ze hadden zoveel tijd gespendeerd aan ‘alles’ en dan kwam Alijn daar toe met zijn bemodderde spullen. En toch vis vangen, hoe was dat mogelijk! Eigenlijk hadden ze geen benul waar het allemaal om ging. Ik herinner me ook hoe hij tijdens een memorabele sessie de drie grootste Sun Vallei vissen, ving. ‘De Grijzen’, één van de moeilijkste, was er een van, omdat hij als eerste met tijgernoten begon te vissen. Dat heeft ook indruk op mij gemaakt. Het klikte tussen ons en dat is zo verder gegroeid.
Het is in dat verband enorm belangrijk, zeker op dit moment, om de zaken wat te relativeren. Men raakt zodanig gefixeerd op het vangen van grote vissen dat men andere dingen zoals het samen zitten aan het water – om eens over wat anders te praten – uit het oog verliest, net dat soort dingen geeft een extra dimensie aan onze visserij.

 

Frank: Maar jij viste toch ook op een wat onconventionele manier op de Sun Vallei. Er werd me verteld dat je daar een pak grote vissen had aan de oppervlakte.

 

Sven: Klopt. Sun Vallei is (of was!) een helder water met veel plantengroei en de vissen hadden de neiging om daar bij het eerste zonlicht boven te komen. Het was mijn ervaring met dergelijke ‘koeienputten’ dat vissen dan soms handig te vangen waren. Ik voerde met brekkies, liet ze daar even aan wennen en dan was het bingo. Men kon bijna al de vissen vangen op dat aas. Opvallend was dat ze eerst en vooral naar de grootste brokken grepen. Soms waren kattenbrokken om één of andere reden bijeengekoekt. Ik speelde daarop in door te vissen met aaneengenaaide brekkies te belagen. Onconventioneel zou ik die oppervlaktevisserij niet noemen. Het was toen voor mij de meest voor de hand liggende visserij. Mijn allereerste vissen heb ik trouwens met een drijvende korst gevangen. Vanuit die achtergrond moest dat ook op moeilijker water te realiseren zijn.

 

Frank: Tja, voor u toch!

 

Sven: Om verder te gaan met mijn opsomming van mensen die ik waardeer om één of andere reden. Stef zal ik hier zeker niet vergeten, als visser, als mens ook. Phil voor zijn vangsten. De lijst is in feite te lang. Voor wie ik eigenlijk geen respect heb zijn mensen die vissen vangen of die pronken met vissen ongeacht de achtergrond van die vangsten. Je moet een vis in zijn perspectief kunnen brengen om hem naar waarde te kunnen beoordelen. Als ik zie wat er op sommige waters gebeurt dan stel ik me soms vragen.

 

Frank: En wie waren voor u de lichtende voorbeelden Stef?

 

Stef: Heel wat mensen eigenlijk. Ik zou ze in drie groepen kunnen plaatsen: de pioniers, zij die zich in positieve zin laten opmerken en zij die vangstgewijs één en ander gerealiseerd hebben, tenminste wanneer ze dat op een ietwat geoorloofde manier konden presteren.
Pionierswerk, een normaal verschijnsel in mijn beginperiode, staat bij mij hoog aangeschreven. Die beginperiode, dat is ook alweer vijfentwintig jaar geleden. De karpervissers van weleer dienden alles zelf uit te zoeken. Er bestond ontstellend weinig lectuur over de karpervisserij en er was nauwelijks geweten wat er in bepaalde waters rondzwom. De latere (en ook nog wel de huidige) generatie pioniert dan weer op het gebied van wateren en trekt naar het buitenland.

Mijn vader was zo’n pionier van de eerst genoemde soort, een karpervisser van het eerste uur, die reeds in de jaren vijftig gericht op karper viste en alleen al daarom door vele medevissers als excentriek beschouwd werd. Hij trok verbazende conclusies die ook nu nog overeind blijven (bv grote, oude karpers leven vaak solitair, in een beperkt leefgebied, ze hebben vaste gewoontes en zulke vissen konden dus gericht bevist worden. Je moest er maar opkomen in de jaren zestig!)
Mijn bewondering gaat trouwens niet noodzakelijk uit naar diegene die het meeste grote vissen op zijn actief heeft. De manier waarop is voor mij even belangrijk als het resultaat zelf. Een brulaap die anderen wegpest van het water, er met zes hengels tegelijk vist,… en dan een pak grote vissen vangt maakt op mij niet de minste indruk.
Bij Phil COTTENIER is dat anders. Hij heeft een hallucinant aantal grote biggen op zijn actief, zit de volgende kanjer nog steeds met een bewonderenswaardige hardnekkigheid achter de schubben, niettegenstaande het feit dat hij al jaren meedraait aan de top. Ik ken de man niet persoonlijk maar wel van zijn prestaties en van horen zeggen, steeds positieve geluiden over Phil trouwens. In de marge wens ik hierbij een opmerking te maken. Van mijn kant is er echter een drempel naar karpergrootheden als Phil, in die zin dat ik mensen als hem niet zal aanklampen bij de eerste de beste gelegenheid. Ik wil immers niet de zoveelste in een lange rij zijn om personen als Phil, om het even kleurrijk te omschrijven, ‘het ei uit zijn gat komen vragen’. Ik ontmoet hem ooit wel eens aan de waterkant.
Een zelfde ervaring had ik trouwens met Luc DE BAETS. Nu kende ik Luc een beetje van vroeger. Op een hengelexpo in Kortrijk enkele jaren geleden herkende ik hem achter één of andere hengelsportstand. Het ontbrak me eerlijk gezegd de moed om naar hem toe te treden, weer om dezelfde reden. Ik wilde me niet opdringen bij de ‘Grootmeester’. Voor Luc heb ik dus een grote bewondering (altijd al gehad trouwens). Ik heb ongetwijfeld, zonder dat hij het beseft, heel wat karpers aan hem te danken, want ik heb steeds veel geleerd uit zijn voordrachten en artikels. Toen ik hem tijdens de opendeurdagen bij WS mocht helpen bij de verkoop van zijn boek had ik het gevoel dat ik hem eindelijk, na al die jaren eindelijk een (kleine) wederdienst kon bewijzen.
Ik tracht even met enkele kernwoorden te beschrijven waarvoor Luc staat. No nonsens benadering van de (karper)visserij, karperrechtenactivist, pionier, inzet, intelligent, schitterend schrijver, tactisch uitermate sterk, weet de vissituatie snel en perfect in te schatten en te analyseren en er daarna zijn profijt uit te trekken. Luc was (en is) steeds in touw om anderen bij hun visserij te helpen en goede raad te geven. Mijns inziens heeft hij meer dan één set autobanden versleten op zijn weg naar karpermeetings in binnen-en buitenland om er anderen in hun visserij bij te staan. De (Belgische) karpervisserij is hem schatplichtig. Ik ook
‘Duvel’ doet Al(ijn) DANAU (zoals hij ooit terecht in dit blad genoemd werd), Alijn is iemand met charisma, de stimulans die de karpervisserij in de lage landen nodig heeft. Ik vind hem een uitermate aangenaam persoon, een verdraaid goede visser en een zo mogelijk nog beter schrijver, maar karperliteratuur komt later in dit gesprek nog aan bod als ik me niet vergis.
Alijn is steeds goed gezelschap, ook buiten de karpervisserij. We mogen ons binnen het VBK trouwens gelukkig prijzen dat iemand als hij mee de kar trekt. Hij schept dankzij zijn inzet een kader in de vorm van ons magazine, waarbinnen iedere Belgische en de Nederlandse karpervisser creatief kan wezen in de vorm van artikels, foto’s, tekeningen en noem maar op. Dankzij het VBK-magazine wordt aan elke karpervisser een stem en een identiteit gegeven, en geloof me, dat is een unieke verwezenlijking.
Sven Hoebeeck. Sven kan omschreven worden als de gentleman-visser, die steeds de wensen en rechten van medevissers respecteert. Sven treedt bewust weinig in het voetlicht, doch weet perfect hoe bij de karpervisserij en -vangerij de vork in de steel zit. Wanneer hij advies geeft luister ik dan ook steeds aandachtig. Van Sven vallen er altijd wel dingen te leren. Ik hou ook van zijn humor en zijn gezelschap valt nooit te versmaden. De artikelen van zijn hand geven blijk van een grondige kennis, van taalvaardigheid en van spitsvondige humor. Bovendien draagt Sven vriendschap en waarden hoog in het vaandel.

Nog zo iemand waar je in België niet naast kan kijken, die zeer grote vissen ving en al jaren meedraait aan de top is Ronny DE GROOTE.

 

Frank ‘Blank’ VERCRUYSSE. Ik vermeld je omdat je ermee dreigt mij bij het uittypen van dit interview schandelijke en nooit gedane uitspraken in de mond te leggen!

 

Frank: Zeker als ge me ‘Blank’ blijft noemen (hilariteit!)

 

Stef: Alle gekheid op een stokje. Ik ontmoette je tijdens een vistrip op Avelgem, een Scheldemeander die jij en Alijn in beheer hadden. Het klikte meteen. We raakten ’s avonds aan de praat en ik zag het licht,… want we bleven een ganse nacht doorkletsen. Ik had meteen het gevoel dat ik in jou een vriend voor het leven gevonden had. De meeste kennen ‘Frank Blank’ enkel uit de (geslaagde)
roddelcolumn, en met jou erbij maak je inderdaad soms grappige dingen mee. Jij kan en weet echter veel meer dan uit de roddels soms blijkt. Over de karpervisserij en over waterbeheer bijvoorbeeld, al blijf jij er zelf zeer bescheiden over. Bovendien kan men bij jouw steeds terecht voor goede raad of voor het oplossen van problemen. Je bent er één uit de tienduizenden Frank.

 

Frank: Het is al goed. Straks krijgt mijn nek nog de omvang van mijn buik! Alijn en Sven (in koor): Onmogelijk! (hilariteit)


Victor LENS die er mij onbewust toe bracht om opnieuw te gaan karperen na een periode van drie jaar zonder karperhengels. Ik was om allerlei redenen afgehaakt. Tijdens één van mijn looptrainingen, in augustus ‘93 moet dat geweest zijn (ik hield me in die karperloze periode namelijk onder meer bezig met marathonlopen) ontmoette ik Victor langsheen het kanaal. Zijn achtertuin grensde aan het water. Ik kende de man van vroeger, toen ik de vijver van Montreal te Mechelen beviste en had een grote bewondering voor de manier waarop hij het karpervissen benaderde. Vangstplezier primeerde boven formaat. Groot was voor hem niet het doel, wel een lekkere dril en indien een grote vis oorzaak was van die stevige dril, was dat mooi meegenomen. Ik bleef even bij hem praten. Het was blijkbaar een vruchtbaar gesprek want de week nadien zat ik opnieuw achter mijn hengels. Ik verloor de man echter uit het oog. In ‘99 en dat was alweer zes jaar na onze ontmoeting tijdens het lopen. Ik beviste het water voor zijn deur slechts tweemaal. Tijdens die eerste sessie ving ik een dertiger, mijn eerste vis op het water. Diezelfde week kwam ik te weten dat de man een tijd voordien gestorven was. Die bewuste dertiger heb ik, uit respect naar hem genoemd. De man heeft nooit geweten dat het dankzij hem was dat ik de draad opnieuw oppikte.
Onze Rie (MICHIELS) voor zijn enthousiasme en zijn goed humeur. Samen met hem vissen geeft mijn karpervisserij ongetwijfeld een grote meerwaarde wat de beleving ervan betreft. Hij is bovendien een meer dan behoorlijk goede karpervisser maar bovenal is hij de best denkbare vismaat van deze planeet. Bedankt voor de hulp en de vele mooie momenten samen Rie.
Het klink misschien paradoxaal, maar mijn sympathie gaat ook uit naar mensen die nauwelijks karpers gevangen hebben of er zelden doelgericht op gevist hebben.
Rik VOLCKAERT, hij is reeds ongeveer twintig jaar de officiële viswachter op de Nekker. Hij heeft een open geest t.o.v. karpervisserij, is de grondlegger van de Nekkerreglementen. Ik ben hem nog dankbaar omdat hij, in ‘87 was dat, positief reageerde op mijn verzoek om de nachtvisserij op de Nekker toe te staan, ook al vroeg ik zulks destijds om de Engelsen (o.a. Ron Middleton) die er halverwege de jaren tachtig wilden komen vissen van dienst te zijn.
En last, maar zeker niet least voor Jeanne, mijn vrouw/vriendin. Zij begrijpt vaak perfect waar het bij mijn karpervissen (niet) om draait en haar belangstelling voor mijn karpervisserij en voor karpers is niet geveinsd. Ik heb haar vaak op onchristelijke uren naar het water gesleept om foto’s van vissen te komen schieten. Zo heeft zij bvb de schitterende foto’s van de ‘Covervis’ genomen. Hoewel ze steeds beweert dat ik haar niet tot het karpervissen zal bekeren, maar toch ergens trots is op de vissen die ze op mijn hengels ving. Een foto in de woonkamer bewijst zulks, begrijpt ze hoe belangrijk dat karperen voor haar is, of om het met Alijn te zeggen: ze weet dat ik “niet niet kan vissen.”

Ik stelde eerder al dat ik waardering heb voor de mensen die zich positief laten opmerken binnen de karpervisserij. Voor onze Kapitein (Patrick Bauwens) en voor het VBK-bestuur dus ook. Mag ik bij deze dus mijn gemeende bewondering uitspreken. voor velen lijkt jullie inzet misschien vanzelfsprekend, voor mij niet. Trouwens, in een vorig leven was ik een tijdje secretaris en kontaktadres van de voormalige BKSG. Etienne (‘t Kindt) ik voel me dus een beetje met jouw verwant en kan me dus zo’n beetje voorstellen wat een berg werk jij verzet, al die jaren al en zonder dat dit meteen voor de buitenwereld duidelijk is. Dat mag ook wel eens gezegd zijn, vind ik.

 

Frank: En nu totaal iets anders. Wat bepaalt jullie keuze van een viswater?

 

Sven: Ik vind het interessant om zoveel mogelijk verschillende watertyps te bevissen, van kleine putten tot grote meren. het zijn allemaal specifieke wateren die een eigen aanpak vergen. Het plezierige is een combinatie te maken van wat je op andere waters geleerd hebt om dan te zien of het op het nieuwe water rendeert. Wat speelt er nog een rol? Vooral de sfeer aan het water, maar het is heden ten dage moeilijk om nog een water te vinden waar je van een optimale sfeer kunt spreken. Het aantal vissen telt mee en natuurlijk ook dat er dikke vissen rondzwemmen. De mogelijkheid moet bestaan dat je een vis vangt die u impressioneert, anders kan ik al die moeite niet opbrengen. Ik weet dat jij daar anders over denkt Frank! Voorts is iedere eerste vis van een water belangrijk, groot of klein. Het zijn meestal die vissen die mij het best bijblijven.

Voorkeur van waters? Moeilijke waters, maar dat heeft te maken met het feit dat men na twintig jaar karpervissen nog steeds uitdagingen moet blijven hebben. Anders verval je in routine en word je het beu.

 

Frank: Luc schrijft in zijn boek dat een groot deel van zijn motivatie wegvalt als hij weet hoe het werkt op een water. Jij ervaart dus hetzelfde?

 

Sven: Ongetwijfeld. De grootste uitdaging voor mij is de eerste vis van een nieuw water. Eens je dat bereikt hebt wordt het minder attractief. Dat is ook de reden waarom ik slechts korte tijd viste op het Kempisch. Er zat geen uitdaging meer in. Het klinkt misschien arrogant, maar zo voelde ik het aan. Ik herinner me nog de eerste vis op dat water, jaren terug. Het was maar een kleine vis, maar hij maakte een enorme indruk op mij. Vanaf dan kan het alleen maar bergaf gaan en moest ik een bijkomend doel zoeken voor mezelf.

 

Frank: Het is dus om redenen binnen je visserij dat je in ‘95 plots stopte op KK 7-8?

 

Sven: Er waren verschillende factoren. Ik ben voornamelijk een weekendvisser. Als op dat moment de uitdaging om per sé nog een vis te vangen wegvalt, dan laat je je makkelijker verleiden tot andere weekendevenementen zoals bvb. een carnaval…

 

Frank: De biggen van het Kempisch laten vallen voor een carnaval! Daar moet je een Aalstenaar voor zijn!

 

Sven: Inderdaad Frank. (hilariteit).

 

Frank: En jij Stef, Wat bepaalt jouw keuze van een viswater?

 

Stef: Niet louter het formaat der karpers die er rondzwemmen, al valt het niet te ontkennen dat zulks toch ten dele meespeelt. Het voornaamste uitgangspunt is dat het er rustig vissen is en dat ik er zonder anderen te storen mijn ding kan doen. Gezeik langs de waterkant is niet aan mij besteed. Daarom heb ik beslist om voorlopig niet te vissen in Hofstade, niet omwille van de gasten die er (legaal) vissen trouwens want die zijn best oké, wel omwille van de heisa en leugens die er door sommigen wordt rond gemaakt en verkondigd. Ik vang liever vissen zeg maar tot 15 kg op een water waar ik me happy voel dan bijv. een 20 kg+ vis. op wateren waar ik me (door drukte, geëmmer, omgeving,…) niet zo lekker voel. Het is niet omdat ze in Hofstade wat groter rondzwemmen dan elders dat ik er kost wat kost wil vissen en het gezeik voor lief neem. Mijn vergunning kunnen ‘ze’ hebben, van mijn visplezier blijven de criticasters echter met hun poten af.

Formaat is dus belangrijk, maar niet bepalend. En ik kan ervan meespreken. Ik heb bijvoorbeeld weet van een zestal relatief onbekende veertigers. Mits wat inzet zijn ze door eenieder best vangbaar. De water(tje)s waarin ze rondzwemmen interesseren me niet. Ik zou er aan mijn visserij weinig plezier beleven en laat ze (vis en watertjes) dus voor wat ze zijn. Plezier aan de karpervisserij primeert wat mij betreft boven het formaat van de vissen. Bellers die info willen over deze vissen/wateren vangen trouwens bot. Ik wil het visplezier van de locals niet verbrodden.
Ik kies niet voor een water omdat daar een bepaalde targetvis rondzwemt. Voor alle duidelijkheid: Ik ben NIET TEGEN mensen die wel achter een bepaalde vis aangaan. Het is een andere benadering van het karpervissen die zulke gasten toepassen, en velen van hen genieten mijn bewondering. In de hedendaagse visserij lijkt de regel te gelden: ‘wie niet voor is, is automatisch tegen’. Voor mij niet dus. Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is, en als één en ander door de beugel der weidelijkheid kan, hebben ze mijn zegen.
Mijn keuze van viswater betreft vaak wat door velen ongetwijfeld wordt beschouwd als tweederangswateren, en dat louter omdat er geen veertigers rondzwemmen. Dat bewust vermijden van circuitwateren heeft echter enkele ongehoorde voordelen. In plaats van figurant te zitten wezen aan de oevers van een zogenaamd Big-Fish-Water en hopelijk tevreden te zijn met de kruimels die de groten laten liggen ben ik liever hoofdacteur in mijn eigen tovertheater, ook al is dat van een tweederangsgezelschap. Vooropgesteld dat men de juiste re-kwisieten hanteert is het plezier er niet minder om, integendeel.
Er is slechts één vis waar ik trouwens bewust een water voor beviste en dat was Big Scale van de Nekker. Alhoewel elke vergelijking mank loopt, heeft die vis voor mij ongeveer eenzelfde betekenis die de betreurde Skup had voor Alijn. Een en ander heb ik trouwens enkele jaren geleden beschreven in ‘Portret van een karper’.

 

Frank: Om bij Big Scale te blijven, jullie hebben hem beiden gevangen. Wat betekende de vangst van zo’n legendarische vis?

 

Stef: Voor mij is Big Scale een beetje de karper der karpers. Het is een levende legende en ik was er destijds bij toen Ron Middleton hem ving in ‘87 bedoel ik dan, toen die legende ontstond. Vooraleer Ron kwam vissen had ik drie weken voor hem voorgevoerd. De vangst van de spiegel toonde aan dat ik mijn ‘job’ naar behoren uitgevoerd had. Ik zag wat de vis bij iemand als Ron, naar wie ik enorm opkeek, teweegbracht. Toen, in mei ’87, bedacht Ron de naam. Later bleek dat die vis afgebeeld stond in het magazine van de BKSG. Hij was het jaar ervoor gevangen op ongeveer dezelfde stek, in dezelfde periode en op een gewicht dat ongeveer 1,5 kg lager lag dan bij de vangst door Ron. Daar is me duidelijk geworden dat je vissen kan gaan volgen. Big Scale was voor mij mee de aanleiding om bestanden te gaan opstellen. Vooraleer ik ermee op de Nekker begon, deed ik zulks ook op andere wateren, uit belangstelling en om eruit te leren. Ik vond Big Scale een uitzonderlijk mooie karper, dat vind ik nog trouwens.
De vis zorgt steevast voor een spectaculaire dril. Het feit dat grootheden in de karpervisserij als o.a. Ron, Phil en Patrick voor mij en Alijn en Sven erna deze vis wisten te vangen maakt hem nog legendarischer. De foto van Big Scale verscheen trouwens in het boek van Maddocks (Carp Fever). Ik wilde die vis absoluut vangen en zou niet rusten voor zulks zou gebeuren. Ik had een foto van de vis aan mijn bedsponde gehecht zodat ik elke avond aan die belofte die ik mezelf gedaan had om door te gaan tot ik die vis had, herinnerd werd. Dat motiveren was belangrijk in de periode dat het moeilijk ging en het vissen niet echt lukte. Na tien jaar wachten, tien jaar nadat ik bij Ron de vis het eerste zag, ving ik uiteindelijk Big Scale. Een verhaal met een happy end. Na een stevige dril keerde hij voor het landingsnet en Rie, die naast me stond, en ik herkenden Big Scale onmiddellijk. Hij nam een nieuw schot en de volgende vijf minuten waarin de dril in alle hevigheid voortduurde waren waarschijnlijk slopender voor mij als voor Big Scale. Na de landing was ik helemaal van de kaart. Ik heb mijn hengel in het gras gelegd en kon geen woord uitbrengen. Voor heel even was de wereld perfect en heel even dacht ik, hoopte ik misschien wel dat mijn karpervisserij toen en daar zou eindigen. Na tien jaar was de rekening vereffend. Ik voelde me eigenlijk op een bepaalde manier bevrijd.

 

Sven: De vangst van Big Scale is voor mij tot hier toe mijn mooiste vangst geweest. Omdat het op de Nekker was en dat dat water mij onmiddellijk lag. We haalden in de eerste sessie twee vissen. Dat was op de Dijlekant. Het liep redelijk goed en ik had dan ook geleidelijk het gevoel dat deze vis ‘on the cards’ was. Ik had foto’s gezien van Phil. Het is inderdaad een impressionante vis, niet qua gewicht maar vooral qua historie, ook al omdat het één van de originele vissen is van de Nekker. Het jaar nadien zijn we niet op de Nekker geraakt, ik weet niet meer waarom. Het is pas twee jaar nadien dat we (Alijn en ik) er terug heen gingen. Buiten de beginperiode met de vangst van Jules en Dobro liep het nogal moeilijk, maar toch bleef ik erin geloven. De uiteindelijke vangst van Big Scale was heel bijzonder omwille van de weers-omstandigheden. De nacht voordien was er een geweldige storm geweest en ik vroeg me af wat ik daar zat te doen. Daarna waren de omstandigheden favorabel. Het is mijn ervaring dat het op de Nekker goed loopt in de luwte na de storm, vooral als die gecombineerd wordt met schapenwolkjes en zonneschijn, denk je niet Stef? (Stef: Inderdaad, zeker op de ‘lange kant’).
Ik wist ook dat Big Scale vroeger rond die periode – het eerste weekend van november – gevangen was door anderen. Phil heeft hem in dat bewuste weekend gevangen, ongeveer in dezelfde zone. ’s Namiddags ving ik hem. Ik was enorm blij dat ik alleen met de vis was en ook toen er eventjes later extra mensen bijkwamen (Stef, Rie e.a.). De sfeer er rond maakte het extra speciaal. Geen nijd, geen jaloezie, een oprecht genieten dat door iedereen gedeeld werd. Dat vindt je nog op weinig waters. Dat was specifiek voor de Nekker. Was helaas, die nijd kwam later wel!

 

Frank: De Nekker is voorloper van wat ik zou noemen ‘bestand-cultuur’. In mijn ogen kan dat nieuwe perspectieven openen in onze hobby. Wat denken jullie van het verschijnsel ‘herkenbare vissen’?

 

Sven: Ik ben voorstander van de herkenningscultuur in ‘t karperen, ten eerste omdat het mistoestanden uitsluit. Sommige vissen zijn met het water vergroeid. Iedereen weet dat die vis daar zit. De kans dat iemand het in zijn hoofd haalt om zo’n vis te stelen is des te kleiner. Het gebeurt nog, oké, maar het geval Tweekleur (ik kom op uw terrein Frank) is volgens mij voor sommigen het signaal geweest dat het zo maar niet kan omdat iedereen die vis herkent.
Ik weet dat er kritiek is op vissen met namen. Luc was daar onder andere tegen, (hij is er naar verluidt al wat op teruggekomen) maar het maakt wel mogelijk dat men sommige vissen kan opvolgen. Het is vooral in die optiek dat men een vis een naam geeft. Ik heb daar geen problemen mee.

 

Frank: Voor mij geeft het zelfs een apart cachet. Zelfs de vangst van bijvoorbeeld een kleinere Nekkervis wordt boeiend gewoon omdat ie in het bestand staat en omdat er zoveel over het dier bekend is.

 

Stef: Ik kan mensen zoals Luc begrijpen omdat hij een pionier was en vaak viste op wateren waar er van het bestand weinig geweten was. Een dergelijke manier van vissen (wanneer men dus niet precies weet wat men kan verwachten), heeft een zekere charme, spanning en romantiek. Dat het onbekende aantrekking heeft heb ik verleden jaar nog ondervonden toen ik op zulk een relatief onontgonnen water viste. Ik had er geen flauw benul van wat er rondzwom en dat vormde een uitdaging op zich. De visserij is echter geëvolueerd en de meeste wateren ontdekt. Wat Sven en wat Frank aanhalen is zeker waar.

Frank: Waarom ben je eigenlijk gestart met dat Nekkerbestand?

 

Stef: Omdat er de wildste geruchten de ronde deden over de vissen op de Nekker, over het aantal, hun gewicht, enz. Zelfs door mensen die er al jaren visten. Via het opstellen van een bestand kon ik bovendien een instrument bekomen dat antwoord kon geven op een aantal vragen. Op wat vissen we, wat zwemt er dus zoal rond? Maar ook naar de toekomst toe vormt zo’n overzicht zeg maar een beleidsinstrument. (Moet er vis af, moet er vis bij, hoe is de populatie opgebouwd qua ouderdom, wat belang heeft bij het weten van het aanvullen om opvolging te kunnen garanderen). Dat Nekkerbestand is dan wel het meest uitgebreide en meest in de publiciteit gekomen bestand, doch het was zeker niet de eerste maal dat ik een overzicht opstelde. Van de Kemp bijvoorbeeld, een vijver te Putte bij Mechelen heb ik zulks ook gedaan. Ik had een perfect overzicht van wat daar (voor de karperuitzetting van ‘94) rondzwom. Je leert eigenlijk onnoemelijk veel uit zo’n overzichtlijst. Het sociale gedrag, hun gewoontes, zowel van de karpers in groep als van sommige individuele vissen. Dat verhoogt natuurlijk je vangstkansen. Dat zo’n overzicht een perfect beleidsinstrument vormt naar beslissingen in de toekomst qua uitzettingsbeleid en het aan andere natuurliefhebbers toont dat we als karpervisser met de natuur begaan zijn en belangstelling hebben voor ecologische evenwichten zijn voordelen die mooi meegenomen zij. Het ‘groene luik’ van het bestand is achteraf bekeken, zeker even belangrijk als louter het weten welke vissen bepaalde wateren bevatten. Dat ik me daarvan bewust geworden ben is vooral jouw verdienste Frank! Die nacht ‘dat we het licht zagen’ in Avelgem en waarnaar ik daarstraks reeds verwees hebben we onder meer zaken als deze besproken, weet je nog? Ik was me er voordien zeker niet van bewust dat een bestandsoverzicht ook voor zulke dingen kan dienen. Nogmaals die eer komt jou toe.


Frank: Het opstellen van bestanden kan ons ook meer geloofwaardigheid geven naar ‘de groenen’ toe. Mensen die met bestanden bezig zijn gaan bewust om met populaties, weten veel over het aantal vissen en hun conditie en over de totale omvang van de populatie. Dat is zuiver natuurbeheer.

 

Stef: Klopt, we mogen niet vergeten dat ’beweging’, daamee bedoel ik dan de natuurverenigingen meer en meer water in beheer zullen krijgen. Waar het voor ons vissers op aankomt is erover te waken dat onze visrechten daar niet teloor gaan. We kunnen dat mijns inziens alleen realiseren door een volwaardig gesprekspartner te zijn en door te bewijzen dat we op onze manier bewust bezig zijn met de natuur.

 

Sven: Ik heb in het kader van de problematiek rond ‘t Land van Ghow moeten vaststellen dat er veel begrip is van ‘de Groenen’en dat er veel valse geruchten over hen de ronde doen. Het is niet zo dat ze ons het vissen willen onmogelijk maken. Dat is gedeeltelijk zo, maar dan wordt het ook vaak geprovoceerd door wantoestanden aan het water. We mogen als vissers de hand in eigen boezem steken. Groenen zijn mensen waar mee te praten valt. Ze zullen des te meer begrip voor ons hebben als ze zien hoe we onze vissen inventariseren en opvolgen, want dat is eigenlijk ook een vorm van natuurbeheer. Het is veel beter om naar die mensen toe te stappen om samen een beleid te voeren dan een vijandige houding aan te nemen en tot niets te komen. Hoe je het ook draait of keert, de meeste (interessante) wateren bevinden zich in natuurgebieden en daar zullen zij vroeg of laat hun zeg over krijgen. Doen alsof ‘de groenen’ niet bestaan zal weinig of niets opleveren.
Soms treffen zij maatregelen die ons het vissen onmogelijk maken zonder dat ze beseffen wat de inpakt van die maatregelen zijn, terwijl diezelfde zaken voor hen geen breekpunt vormen. Dat hebben we gemerkt bij die onderhandelingen rond ‘t Land van Ghow. Ik heb de indruk dat ze soms radicalere standpunten moeten innemen omwille van hun achterban. We moeten daarom stap voor stap naar elkaar toe groeien. Het moet van beide kanten komen.


Frank: Alles draait dan rond wederzijds begrip en goede afspraken. Maar wat als sommigen onder ons die afspraken niet naleven. Geloven jullie in sociale controle van karpervissers onderling of is dat een utopie? Stef jij hebt daar ervaring mee op de Nekker.

 


Stef: Sociale controle is zeker belangrijk, zeker wanneer die gebeurt door gelijkgestemden. Het is veel efficiënter om met verschillende mensen controle uit te oefenen dan de controle uitgevoerd door één centrale persoon. Hoe meer mensen langsheen het water aanwezig zijn om de boel in de gaten te houden, hoe nauwer de mazen van het net worden voor diegenen die eraan willen ontsnappen en hoe meer wantoestanden kunnen worden voorkomen of verholpen. Koppel bij een bepaald viswater dat voldoende potentie heeft qua karperbestand die controlefunctie aan de voorwaarden om er te kunnen vissen en geloof me, de vissers die er aan de slag mogen zullen die taak met brio volbrengen. Wanneer zulks bijvoorbeeld zou kunnen gekoppeld worden aan het recht tot nachtvissen, dan heb je volgens mij heel wat kandidaten. Ze moeten daarom niet zelf ingrijpen maar kunnen dingen rapporteren. Bovendien moet er bij veel vissers een vorm van zelfdiscipline groeien en moeten ze zelf hun vernatwoordelijkheid leren opnemen om te reageren tegen wantoestanden.

 

Frank: Karpervissen is een individuele bedoening. Vaak worden we geteisterd door individuen die willens nillens de boel verknallen voor hun medevissers.

 

Sven: Het is precies daarom dat ik pleit voor beheer of medebeheer door het VBK. Niet om een monopoliepositie te verwerven, maar om te vermijden dat enkelingen de zaak komen verzieken. Je kunt niemand sanctioneren maar je kunt wel invloed uitoefenen op mensen die zich niet aan de afspraak houden. Ook binnen het VBK kan worden gewerkt aan een cultuurverandering.
Mochten we ertoe komen concessies te krijgen op waters die nu openbaar zijn dan kan er inderdaad opgetreden worden zonder daarom in een verklikkersmentaliteit te vervallen. Ik geloof meer in informatie en responsabilisering. Ook daarin kan het VBK een grote rol spelen. Het is vijf voor twaalf!
Mensen die maar tijdelijk betrokken zijn met een viswater kunnen ook geen langetermijnbeleid voeren. Wat gebeurt er na twee of drie jaar, ze trekken weg naar andere wateren en in hun plaats komen dan personen met een andere visie die het topwater dan omvormen tot een knollenput.

 

Frank: Zoals nu gebeurt is op de Nekker…

 

Sven: Onder andere. Ik heb niets tegen knollenputten maar er moet een verscheidenheid aan waters blijven bestaan. Begin niet met alles op één hoop te gooien.

 

Stef: Volledig akkoord. Je kan als beheerder een water in een bepaalde richting stuwen of een bepaald niveau aanhouden, maar als visser kan je er niet eeuwig blijven vissen en blijven toezicht houden. Het is daarom belangrijk dat er degelijke opvolging komt in het beleid. Hier is een rol weggelegd voor een nationale organisatie met een langetermijnvisie als het VBK.
Er is ook begeleiding nodig van beginnende vissers, onafgezien die nu 13 of 43 jaar zijn. Je kan hen op een bepaalde manier sensibiliseren. Zij die hun zin willen doen zullen dat wellicht blijven doen, maar je gaat ongetwijfeld ook heel wat mensen bereiken die daar in hun verdere carrière rekening zullen mee houden en die je gewonnen hebt voor de goede zaak. Vroeg begonnen is zeker op dit gebied gewonnen.

 

Frank: Zeker weten! Een andere vraag nu. Stef en Sven, jullie hebben reeds lang geleden hele grote vissen gevangen. Als ik het goed voor heb had Stef in ‘78 al een 15,2 kg gevangen en Sven had in datzelfde jaar verscheidene hoge twintigponders, waaronder een 14,6 kg. Dat waren toen gigantische vissen. Stef werd zelfs wellicht om die reden niet weerhouden als lid van de toenmalige Nederlands-Belgische Karperstudiegroep omdat ze hem waarschijnlijk niet geloofden! Nu schijnen de vissen zwaarder en zwaarder te worden. Moeten we die vangsten relativeren? En waarom worden de vissen steeds groter? Is dat bijna uitsluitend te wijten aan de opkomst van rivierkreeften zoals Luc schrijft?

 

Sven: Wat eind jaren zeventig een twintigponder was is nu te vergelijken met een veertigponder. Dat kan je zien aan de frequentie waarmee nu veertigponders gevangen worden. Ieder beetje water heeft heden ten dage één of meerdere van die vissen rondzwemmen.
Maar je moet ook naar de omstandigheden kijken, wie hem gevangen heeft en hoe. Neem nu die dertigponds rijenkarper die Stef verleden jaar ving, een ongelooflijke vis was dat. Sommige vissen van 25 kg spreken mij minder aan dan zo’n vis. Je moet dus niet alles toespitsen op het gewicht maar, nogmaals, het zou hypocriet zijn om dat totaal onbelangrijk te vinden.
De reden voor de inflatie van gewichten? Voeren op afgesloten wateren waar echt druk gevist wordt zal daar wel zijn invloed op hebben. Maar als je ziet dat er ook zeer grote vissen rondzwemmen op relatief weinig beviste wateren dan kan ik Luc’s theorie wel voor een stuk bijtreden.
Er is natuurlijk ook wel het feit dat er vroeger minder efficient gevist werd, met name op de grote kanalen. Vroeger ging men er ’s avonds een paar uur vissen met een stuk aardappel en wat voer. Nu zit iedereen constant aan het water. Vroeger zaten er ook wel redelijke vissen, maar ze werden weinig of niet gevangen.

 

Alijn: Het is zeker ten dele waar maar een ander niet uit het oog te verliezen aspect is het volgende: Momenteel plukken we vangstgewijs de vruchten van de vissen die in de jaren tachtig overal massaal uitgezet werden en die daarvoor in mindere mate voorkwamen. De écht grote karperuitzettingen zijn pas begonnen na de eerste ‘karperboom’ ten gevolge van o.m. het eerste grote karperboek van Rini Groothuis en dat is begin jaren ’80. Dat zijn de grote vissen die we heden ten dage vangen.

 

Stef: Dat is zeker allemaal het geval. Wat ook meespeelt is dat de vissen nu teruggezet worden. Vroeger had je heel wat vissen die groeipotentie hadden maar daartoe de kans niet kregen omdat ze in de pan terechtkwamen of omdat ze stierven omdat ze bij de vangst danig slecht behandeld werden. Er zwemmen nu meer grote vissen rond als vroeger. Formaat is een ongemeen relatief begrip. Terug naar good old Mighty Big Scale om zulks te illustreren. Ik ving de vis in augustus ’97 op zijn laagste gewicht in jaren (juist na zijn ziekte, de wonde op zijn buik was nog vers, voor meer uitleg verwijs ik u graag door naar het voornoemde artikel ‘Portret van een karper’). Daarna recupereerde de vis danig en zat al snel weer op zijn vertrouwde gewicht (voor Rie en Gunter Wigy – een toffe kerel trouwens die Gunter – een paar ons onder de 20 kg). Sven ving hem het daaropvolgende jaar in topconditie op 21,8 kg (topgewicht). Nu vraag ik me af wat de meer- of minderwaarde van de vangst is wanneer de vis op een laag of een hoog gewicht gevangen wordt. Dat moet iemand mij eens trachten duidelijk te maken. Ik denk dat Sven kan beamen dat de vangst voor hem belangrijk was nét omdat het Big Scale betrof en pas in de tweede plaats omdat de vis zo’n hoog gewicht had. Sven verdient voor die vangst trouwens alle lof omdat hij tactisch sterk viste en wist in te schatten waar hij Big Scale zou kunnen onderscheppen. De vangst was zeker geen toeval en oververdiend. Een ander voorbeeld die de relativiteit van gewichten moet aantonen. In diezelfde periode, eind jaren zeventig dus, organiseerde een krant een wedstrijd, de kanjercompetitie zoals ze genoemd werd. Die wedstrijd valt eigenlijk nog best te vergelijken met wedstrijd ‘de beste tien’ van het maandblad Beet. Het eerste jaar won mijn vader in de categorie karper met een vis van 14,8 kg, een gigantisch grote vis voor die periode. (Ik won in de categorie brasem, omdat.. ik de enige deelnemer was in die categorie (oef, ik heb dat zelf kunnen uitbrengen, het heeft niet in de roddels gestaan). Het daaropvolgende jaar was ik de gelukkige winnaar. De grootste karper die dat jaar
gerapporteerd was mijn 13,6 kg spiegel van Montreal (‘79). Het daaropvolgende jaar behaalde ik nog
de vijfde prijs met een vis van 11,5 kg (de derde prijs was toen ook voor een Montreal vis).

In je vraag haalde je aan dat ze me in Nederland niet geloofden. Wel, eind jaren zeventig ving ik voor die tijd een ongehoord aantal grote vissen. Destijds (‘79) deed ik inderdaad een aanvraag om lid te worden bij de Nederlandse karperstudiegroep (in België bestond toen nog geen organisatie) en werd geweigerd. Ik denk inderdaad dat ze mij niet geloofden. Toen ik 15 was (in ‘78 dus), school liep en dus ongelooflijk veel beschikbare vistijd had, ving ik 7 karpers (het waren er eigenlijk 6, want ik dubbelde er eentje) boven de 25 pond en viste ik meer dan duizend actieve uren per jaar (want er werd zonder elektronische beetverklikkers gevist, dus slapen was er niet bij). Mijn topvis toen woog 15,2 kg, in oktober ‘78 was dat. Mijn lidmaatschap werd geweigerd. Men geloofde mij blijkbaar in Holland niet omdat die resultaten destijds werkelijk outstanding waren. Ik kan achteraf bekeken de terughoudendheid van de KSN mensen wel begrijpen hoor.

 

Frank: Ik zou het volgende willen toevoegen aan wat Alijn daarnet zei. Volledig akkoord dat we de vruchten plukken van grote karperuitzettingen uit de jaren tachtig, maar anderzijds werden we ook behoed voor overbevolking omdat de overheid haar karperuitzettingen drastisch heeft teruggeschroefd in de jaren negentig. Daardoor konden de aanwezige karpers rustig doorgroeien. Kijk maar naar wat er in Nederland gebeurde. Daar bleven ze massaal karper uitzetten zonder rekening te houden met het feit dat karpers meer en meer teruggezet worden. Niet dat onze overheid daar bewust aan dacht hoor!

 

Einde deel 1

 

error: Inhoud van site is beschermd !!