VBK Magazine
59 duren. Het lood/metaal zal na enkele uren de omgevingstemperatuur aannemen en zo kan je voelen of het echt koud is of toch wel meevalt. Vergeet ook zeker de oeverzones niet, deze warmen in het voorjaar veel sneller op. Een vlakker stuk in het talud/ overhangende takken/ een boom in het water of een zan- dige bodem gaan sneller bezocht worden dan andere zones. Naar gelang het aantal te gebruiken hen- gels en beschikbare spots zal ik steeds pro- beren met behulp van 2 hengels een pro- ductieve spot verder in beeld te brengen. Net als bij roulette kan je soms beter 2 keer inzetten op telkens 1 kleur en niet met- een alles inzetten op één specifiek getal. 2 hengels op 1 zone gaan al snel tonen wel- ke voorkeur de vissen vertonen. Denk maar aan een richel, welke je bevist met 2 hen- gels. 1 hengel erop en een andere erlangs, na enkele aanbeten kan je dan al snel af- leiden welke voorkeur de vissen hebben en kan je dan deze voorkeur toepassen op een andere zone op de stek. Vis nooit met- een alle hengels op gelijkaardige spots, spreid de hengels en spreid de kansen. Zo- dra er enkele aanbeten of net niets is ge- beurd kan je de hengels verplaatsen naar de andere ‘spots’. Na enkele dagen of sessies heb je al snel een beeld van welke voorkeuren de vissen vertonen en daar speel je verder op in. Ga ook deze informatie zorgvuldig bijhouden, per stek, per datum/sessie en per water. Deze informatie zal je het jaar nadien ook terug kunnen gebruiken en dan verlies je geen tijd aan terug zoeken naar informatie welke eigenlijk het jaar voordien reeds ge- vonden had. Per seizoen/weersomstandig- heden gaat deze informatie wijzigen, maar ook dressuur en hengeldruk zijn van groot belang. Vissen is en blijft een kansspel en geen wetenschap. Een andere visserij welke ik graag uitoe- fen, als het zich toelaat, is de visserij met behulp van een boot. Hier zal ik steeds het voorbereidende peilwerk uitoefenen d.m.v. de sonar, H-markers en een hengel met zwaar lood. Het peilwerk zal hier starten met het in kaart brengen van de stek door in een raster te varen. Tijdens het varen heb ik een 10-tal markers bij . Deze H-markers zal ik plaatsen op de duidelijk veranderen- de zones. Beetje zoals het clippen bij het werpend vissen. Na wat rondvaren heb ik markers her en der liggen. De rode markers heb ik voor richels of grenzen van het wier, gele markers zijn dan afwijkende spots zo- als een obstakel of open plekjes in het wier. Door deze eenmaal, vanaf de kant, in zijn geheel te bekijken krijg je al snel een beeld van de bodem. Een kaart maken in de so- nar zelf is ook steeds makkelijk, maar het met eigen ogen aanschouwen vanop de kant brengt soms meer duidelijkheid. Van- uit de boot is dit moeilijker, aangezien je al snel gedesoriënteerd bent. Nu gaan deze spots verder bekeken worden in detail, zo zullen enkele zones al snel afgeschreven worden omdat je interessantere zones, ver- der of korter hebt liggen in dezelfde lijn. Bij bootvissen is het algemeen gekend dat je al snel zones vergeet te peilen omdat je snel een hengel plaatst op een richel ter- wijl er 30 m achter die richel een veel aan- trekkelijkere spot niet wordt bekeken om- dat je simpelweg te snel wou zijn. Ik durf eerlijk zeggen dat ik soms enkele uren aan het peilen ben, maar dat ik dan wel sneller actie krijg dan dat ik meteen beaasde hen- gels meeneem in de boot en deze meteen ga plaatsen. Het verder uitpeilen van de zones gebeurt d.m.v. de peilhengel en de sonar op down- scan en hogere gevoeligheid. Op deze ma- nier ga ik interessante zones afzoeken naar de hardste punten of vlakke stukken op steile taluds van de richels. Ik zoek deze zo- nes op omdat daar de vissen reeds alles op- gekuist hebben en dus veelal bezocht is. De hengels op deze spots plaats ik steeds op de grens van het hardste stuk, zon- der enige lijn over die zone te hebben. Een leuke anekdote hierbij is, tijdens het uit- peilen van de stek tijdens het BCQ op de Paalse Plas. Ik had toen een beaasde hen- gel mee om de spot verder uit te peilen. Met de hengel in de hand tast ik de bodem af naar de grens van het harde stukje, ik vind dit en leg de hengel op de rand van de boot om de GPS punten in te stellen. Echter knalt mijn hengel meteen naar beneden en kan deze nog net vast grabbelen. Ik ben meteen in contact met een woeste vis en dat terwijl de meeste andere deelnemers nog niet eens een tent hebben opstaan. Geen enkele boilie was te water gegaan, enkel de rig op de juiste spot en terwijl ik enkele meters hoger lig te dobberen in m’n bootje had de vis volste vertrouwen in deze aasopname. Een andere vaak beviste zone door mij is het diepste punt beneden een steil talud, liefst dan nog eens aan een uitsprong. Vis- sen die langs een talud zwemmen gaan deze lijn steeds volgen, omdat ook daar het voedsel terecht komt welke van het talud rolt. Echter bij een uitsprong in een talud heb je nog eens trechtereffect waarbij meerdere ‘aanzwemlijnen’samen komen op 1 kleinere zone. Deze zone heeft dus be- duidend meer kans op vangen dan simpel- weg 20 m korter langs dat talud. Heb je echter een zeer diep aflopend talud en wil je deze bevissen op halve diep- te, dan kan je best op zoek gaan naar een vlakker stuk op die diepte. Ook dit vlakker stuk zal je vinden ter hoogte van een uit- sprong. Aangezien een uitsprong verder uit loopt is deze dus ook minder steil dan het talud ervoor of achter. Op dit vlakkere deel zal dus ook sneller aas/voedsel blijven lig- gen omdat het minder steil afloopt. Wiergordels zijn ook wel een hotspot, niet alleen zijn deze een bron van natuurlijk voedsel, deze gaan ook in grote lijnen de zwemroutes van vissen bepalen en hou- Ben Flamaing: soms moet je het onderwater gaan zoeken met behulp van Polaroid, prikstok en sonar. Wiervelden, boomstronken, oneffenheden, etc...
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=