VBK Magazine
pen om zo de bodem en dieptes in kaart te brengen. Starten doe ik met enkele ver- re worpen (steeds op zichtbare oriëntatie- punten, zijnde een boom aan de horizon, een windmolen, een boei in het water,…) om dan het lood al slepend over de bo- dem binnen te halen. Van zodra het lood het water raakt, start ik met tellen (21, 22, 23, 24, 25, 26 en dan voel ik het lood zacht neerkomen). Op deze manier weet ik dat ongeveer op een diepte van 6 m lig en de bodem zachter is. Nu zal ik met de hen- gel dwars op de werprichting het lood bin- nen slepen. Is dit met veel weerstand en telkens ‘loskomen’van het lood heb je een zachtere bodem, voel je tikken op de hen- gel dan zit je een kiezel, voel je bijna geen weerstand en glijdt het lood over de bo- dem dan heb je een zandige of leemi- ge bodem. Als ik tijdens het ‘slepen’een verschil op- merk zal ik deze steeds clippen om dan verder te slepen. Bij het slepen kan je ook hebben dat je een zware weerstand over langere afstand hebt, dit zijn meestal lan- gere ‘hellingen’waar je het lood op om- hoog trekt. Voel je een te vlot terugkerend - of rollend lood dan heb je een aflopend talud. Ook deze zones zal ik steeds clippen. Nu kan je op 1 werplijn, meerdere geclip- te punten hebben. Deze punten ga ik nu verder in kaart brengen en kan het noteer- werk starten. De eerste volgende worp zal dus de verste ‘clip’zijn, daar zal ik alweer de teltechniek toepassen om de diepte te bepalen en het vallen van het lood om de bodemgesteldheid verder te bepalen. Deze zelfde clipafstand ga ik nog enkele keren werpen tot enkele meters links en rechts van het orientatiepunt. Op deze manier kan je bepalen of de spot groot/klein is en of er nog betere ‘spots’zijn op deze zone. De geclipte afstand ga ik nu afmeten met de wrappingstick door het aantal omwen- telingen te tellen. De afstand tussen deze sticks een constant, namelijk mijn hengel- lengte, en dan zal ik een toevoeging doen zijnde het bijvoorbeeld ’Stek 7 Parking’, 18 wraps + 1m, windmolen links, oplopend talud +- 5m zandbodem. Op deze manier ga ik de volledige stek in kaart brengen, om dan zo alle stekken in kaart te brengen. Bij het verwerken van deze info ga ik voor- namelijk op zoek naar contrasterende spots t.o.v. de omgeving. Dit kan een kleizone zijn op een zandige bodem, een bult of kuil op een vlakke bodem, een vlakke zone op een weelderige bodem, een obstakel onder water of een uitloper in de oeverzone. Deze zones hebben de vissen ook als orientatie- punten en zullen dus meer bezocht worden als de grote open vlakte. Zie het als een kale plek of molshoop in je gazon, deze zal je ook sneller terug vinden dan een klaver- tje tussen je gras. Wat ik wil zeggen hier- mee is, zoek afwijkende spots. Deze spots ga je, normaal nooit waarnemen met het menselijk oog, dus moet je d.m.v. het peil- werk een beeld kunnen vormen van hoe, wat en waar. Leg dit vast op papier via een schets met tekst. Bij het starten met vissen moet je nu de keuze maken welke stek je wil bevissen. Deze keuze maak je a.d.h. van je schriftje en de omstandigheden waarbij je gaat vissen. In het voorjaar zal ik al snel de ondiepe- re zones of ‘paaizones’bevissen of zones die uit de wind en in de zon liggen. Deze zones gaan sneller opwarmen en de vissen gaan hier actiever zijn dan pakweg op het diepe deel van het water. Nu moet je a.d.h. van je uitgepeilde informatie nog kiezen wel- ke hengels waar gevist zullen worden. Af- hankelijk van de luchtdruk vis ik bovenop of beneden taluds, luchtdruk zal groten- deels bepalen in welke lagen vissen gaan zwemmen. Echter in het voorjaar zal de spronglaag (waterlaag waar de tempera- tuur flink verandert) de voorkeur hebben en zal luchtdruk van mindere orde zijn. Zo zal ik de temperatuur meten per meter wa- ter en kan ik bepalen tot welke dieptes de vissen actief gaan zijn. Heb je tot op 4 m water een temperatuur van 14 °C en daalt daaronder de temperatuur al snel naar 8/9 °C, dan zou ik zeker niet dieper gaan vis- sen dan 4 m. Ben je niet in het bezit van een thermometer kan je dit ook met be- hulp van je lood al zal dit wel wat langer Vincent Van Den Abeele: vis uit het kuiltje en eentje vanop de spronglaag Vanop een uitloper in de oever
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=